Olaf van Maaren • Laatste update: 12 Sep 2022
Dit keer wil ik jullie wat meer vertellen over transitieve werkwoorden en waarom het belangrijk is om dit te weten.
Net als bij naamwoorden (bijvoegelijke/zelfstandige etc.) bestaan er ook verschillende werkwoorden. Denk bijvoorbeeld maar eens aan reflecterende/wederkerende werkwoorden (zich scheren, zich inhouden, zich wassen), maar dus ook transitieve en intransitieve werkwoorden.
Eigenlijk is het heel simpel: een transitief werkwoord kan een lijdend- of meewerkend voorwerp met zich meedragen. Een een intransitief werkwoord niet. Je kunt ze van elkaar onderscheiden door te vraag te stellen: Wat [werkwoord + onderwerp]? of Wie [werkwoord+onderwerp]? Bijvoorbeeld:
Hij schrijft een brief - scriva una lettera
Wat schrijft hij? een brief (transitief)
Hij gaat naar school - Va in scuola
Wat/wie gaat hij? Kan niet (intransitief)
Ik kan me zo voorstellen dat je nu denkt: 'Fijn, maar wat heb ik er aan?'. Je hebt er wat aan wanneer je de werkwoorden in een andere tijd wilt zetten! In het Italiaans worden transitieve werkwoorden namelijk altijd vervoegd met avere! Zo kun je jezelf gemakkelijk controleren of je het juiste hulpwerkwoord gebruikt.
Falo is affiliate-partner van Bol.com. Zij beschikken over best wat interessante boeken over het Italiaans, zoals dit boekje vol Italiaanse uitdrukkingen van Van Dale. Het bevat 1.000 uitdrukkingen, die veel gebruikt worden in Italië.
Meer informatie