In deze leuke les staan het bijvoegelijk naamwoord en het bijwoord centraal. Zo kun je na het leren van het zelfstandig naamwoord en de onvoltooide tegenwoordige tijd, een mooie Italiaanse zin vormen.
Bijvoeglijke naamwoorden gebruiken we om iets meer te vertellen over het zelfstandig naamwoord. Wanneer ik bijvoorbeeld iets zeg over een jongen uit een groep van drie en het heb over ‘de jongen’, kunnen het er in totaal drie zijn. Maar wanneer ik de ‘kleine jongen’ zeg, is precies duidelijk welke jongen ik bedoel. En zo zijn er heel veel voorbeelden te verzinnen.
Bijvoorbeeld: ‘De lange jongen’, ‘de romantische film’ of ‘de blauwe lucht’
In het Italiaans heb je voor de bijvoeglijke naamwoorden (aggetivi) twee groepen. De groep (1) die zich aanpast/congrueert met het geslacht en getal van het zelfstandig naamwoord en de groep (2) die zich alleen aanpast aan het getal. Dit klinkt nog redelijk abstract, vandaar dat we de groepen in een tabel gaan bekijken:
Zoals je duidelijk kunt zien in de voorbeelden heb je bij groep 1 verschillende uitgangen voor zowel het enkelvoud en meervoud als voor de mannelijke en vrouwelijke woorden, terwijl bij groep 2 de mannelijke en vrouwelijke uitgangen hetzelfde zijn en alleen veranderen in het enkelvoud/meervoud.
Dat onderscheid is belangrijk, maar hoe kun je de twee groepen precies herkennen? Bij het leren van de woordjes is het vaak duidelijk. Eindigt een bijvoeglijk naamwoord op de -o, of de -a, dan behoort deze tot de eerste groep. Eindigt het bijvoeglijk naamwoord in de woordenlijst op de -e dan behoort deze tot de tweede groep.
Let wel op: In een tekst kan een bijvoeglijk naamwoord eindigen op een -e, maar toch tot de eerste groep behoren. Kijk maar naar het vrouwelijk meervoud van groep 1. Dit zou je echter kunnen herkennen aan het zelfstandig naamwoord of lidwoord.
In het Nederlands staat het bijvoeglijk naamwoord altijd voor het zelfstandig naamwoord. Het is een sportieve man en niet een man sportieve. In het Italiaans kan het wel allebei voorkomen, zowel voor als achter het zelfstandig naamwoord. Meestal zetten de Italianen hem erachter, maar de regel is dat wanneer er nadruk op ligt, het bijvoeglijk naamwoord erachter komt en ervoor als er geen nadruk op ligt. Bijvoorbeeld:
un alto ragazzo : een lange jongen
un ragazzo alto : een lange jongen (de rest is klein)
Bijvoeglijke naamwoorden zeggen dus iets over het zelfstandig naamwoord, maar er bestaan ook woorden die je meer informatie geven over het werkwoord: bijwoorden.
‘Zij praat hard’, ‘In een woonwijk moet men aandachtig rijden’.
In het Italiaans noemen ze de bijwoorden avverbi. In veel gevallen kunnen deze avverbi gemaakt worden van de bijvoeglijke naamwoorden. Je neemt dan de vrouwelijke variant (enkelvoud) en plakt daar –mente achter.
Bij bijvoeglijke naamwoorden uit groep 1 krijg je dus –amente en bij groep 2 –emente. Eindigt een woord op -le of -re, dan vervalt de -e- echter bij groep 2.
Bijvoorbeeld:
vero -> veramente
folle -> follemente
leale -> lealmente
Helaas zijn er ook een hoop vaste bijwoorden, zoals bene & male. Deze bijwoorden zijn dus niet uit een bijvoeglijk naamwoord ontstaan en kunnen enkel als bijwoord gebruikt worden. Deze moet je gewoon uit je hoofd leren; bijvoorbeeld met deze handige woordenlijst!
Bij Falo hebben we onze digitale assistent Falina. Zij kan jou helpen te oefenen of wat extra uitleg geven. Ga hieronder het gesprek aan. Vergeet ook niet om feedback te vragen op jouw vragen/antwoorden.
Falo is partner van Bol.com. Zij beschikken over best wat interessante boeken over het Italiaans, zoals dit boekje vol grammatia oefeningen van Van Dale. Het bevat meer dan 250 pagina's met oefeningen van de Italiaanse grammatica.
Meer informatie